Drie hoofdprincipes voor De Star:
Inkapseling in het landschap

Op de stadsrand, waar wijk en poldernatuur bij elkaar komen, staan de gebouwen met hun voeten in het landschap. De (natte) natuur loopt tot aan de gevel door. Door een heldere, gebouwde afbakening van erfgrenzen wordt geen ruimte gegeven voor verrommeling. De overgang is scherp en schoon.
Interactie door verspringingen

Door een gebouwvorm met diepte wordt een relatie aangegaan tussen binnen en buiten. Inspringingen, erkers, en diepe heggen bieden ruimte aan (informele) interactie, aan beplanting en geven de gebouwen karakter.
Robuuste en zachte uitstraling

Met 1 materiaal, baksteen, robuust en zacht tegelijk, vormt de architectuur een geheel. Het gestapelde karakter en het natuurlijke van het materiaal past bij het Hollandse landschap. De tonen zijn subtiel en zacht. Accenten en verschillen worden gemaakt in textuur, waardoor met ander weer en lichtval de aanblik steeds anders is.